
Jurisprudentie
BB1549
Datum uitspraak2007-07-23
Datum gepubliceerd2007-08-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2007/454
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers2007/454
Statusgepubliceerd
Indicatie
Beslissing ex art. 354 lid 1 Fw ten onrechte door de rechtbank voor zes maanden aangehouden, zonder verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling.
Uitspraak
23 juli 2007
eerste civiele kamer
rekestnummer 2007.00454
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr P.A.C. de Vries.
1 Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 14 oktober 2003 is ten aanzien van appellant (hierna te noemen: [appellant]) de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken met benoeming van E. Voskuil tot bewindvoerder. Bij vonnis van 2 december 2004 heeft de rechtbank een saneringsplan vastgesteld, onder meer inhoudende dat de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, drie jaar zou zijn, te rekenen vanaf 14 oktober 2003, derhalve tot 14 oktober 2006.
1.2 Op 4 oktober 2006 is een verificatievergadering gehouden en aansluitend een zitting ter behandeling van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Op laatstbedoelde zitting heeft de bewindvoerder meegedeeld dat [appellant] in de nakoming van een of meer uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten door een reeds eerder geconstateerde boedelachterstand verder te laten oplopen en daarnaast nieuwe schulden te laten ontstaan. De bewindvoerder heeft de rechtbank geadviseerd [appellant] niet de schone lei te verlenen. [appellant] heeft de rechtbank verzocht de schuldsaneringsregeling niet te beëindigen teneinde hem in staat te stellen alsnog de achterstand aan de boedel te voldoen. Als beslissing van de rechtbank vermeldt het proces-verbaal vervolgens:
De rechtbank zal de termijn van de schuldsaneringsregeling niet verlengen, maar slechts de beoordeling “schone lei” aanhouden voor een termijn van zes maanden. De uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, waaronder de verplichting tot afdracht aan de boedel, zullen met ingang van 14 oktober 2006 komen te vervallen. [appellant] … (wordt) in de gelegenheid gesteld om met de bewindvoerder een betalingsregeling te treffen voor de boedelachterstand.
1.3 Zonder verder voorafgaand verhoor heeft de rechtbank op 11 april 2007 een vonnis gewezen waarin zij uit informatie van de bewindvoerder afleidde dat [appellant] de boedelachterstand grotendeels, maar niet geheel had ingelopen, dat hij vanaf december 2006 geen budgetbeheer had en dat hij nieuwe bovenmatige schulden had laten ontstaan. De rechtbank:
a. stelde bij dit vonnis vast dat [appellant] toerekenbaar was tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
b. bepaalde voorts “dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende, op [appellant] rustende verplichtingen, waaronder de verplichting tot afdracht aan de boedel van inkomsten die uitgaan boven het vastgestelde vrij te laten bedrag, met ingang van 14 oktober 2007 zijn komen te vervallen.”
1.4 Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 17 april 2007 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 11 april 2007 en heeft hij het hof verzocht dit vonnis te vernietigen voor zover daarbij is vastgesteld dat [appellant] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen, onder handhaving van het vonnis voor het overige, met het verzoek daarbij opnieuw rechtdoende te bepalen dat de toerekenbare tekortkoming, gezien haar bijzondere aard en geringe betekenis, buiten beschouwing blijft.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken, van de brief met bijlagen van 3 mei 2007 van de procureur en van de brief met bijlagen van 19 juni 2007 van de bewindvoerder. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 juli 2007, waarbij [appellant] is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn advocaat mr Th.R.M. Welling, advocaat te Doetinchem welke nog stukken in het geding heeft gebracht. Voorts is verschenen de bewindvoerder E. Voskuil.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Het hof beschouwt de datum, voorkomende in de beslissing, in rechtsoverweging ?1.3 weergegeven onder ?b, als een kennelijke schriffout te bevatten, welke het hof herstelt door 14 oktober 2006 te lezen in plaats van 14 oktober 2007. Aldus ziet het hof deze beslissing als een herhaling van hetgeen de rechtbank reeds ter vergadering van 4 oktober 2006 blijkens het van die vergadering opgemaakte proces-verbaal had beslist.
3.2 Op de terechtzitting, bepaald ingevolge artikel 352 Faillissementswet, heeft de rechtbank beslist dat de schuldsaneringsregeling niet zou worden verlengd. De beslissing of [appellant] in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen was tekortgeschoten en, zo ja, of deze tekortkoming hem kon worden toegerekend en of die tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, buiten beschouwing zou blijven, de beslissing kortom over wat in de wandeling de schone lei wordt genoemd, heeft de rechtbank aangehouden voor een termijn van zes maanden. Zulks is niet in overeenstemming met artikel 354 lid 1 Faillissementswet, voorschrijvende dat de rechtbank over die vraag uitspraak doet op de terechtzitting of uiterlijk op de achtste dag daarna. Tot aanhouding van die beslissing geeft de wet de rechtbank weliswaar een zekere bevoegdheid (zij het slechts in gevallen die zich hier niet leken voor te doen), maar het stelsel van de wet laat niet toe de beslissing tot beëindiging en die omtrent de schone lei van elkaar te scheiden en de eerste wel te nemen, de laatste daarentegen aan te houden. Immers eerst nadat de volledige uitspraak bedoeld in artikel 354, de beslissing omtrent de schone lei daaronder begrepen, in kracht van gewijsde is gegaan, gaat de bewindvoerder onverwijld over tot het opmaken van een slotuitdelingslijst en eerst daarna kan de schuldsaneringsregeling eindigen. En, al zou de schuldsanering eerder kunnen eindigen, dan zou onaanvaardbaar zijn dat omtrent de schone lei nog niet beslist is en aldus onzeker zou blijven of het door artikel 358 aan die beëindiging verbonden rechtsgevolg dat de onder de schuldsaneringsregeling vallende vorderingen niet langer afdwingbaar zijn.
3.3 Nu de rechtbank beslist heeft tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling en dus de beslissing omtrent de schone lei niet tijdig genomen heeft, acht het hof het in strijd met het stelsel van de wet dat die beslissing later alsnog gegeven wordt. Aldus immers wordt de sanctie van artikel 358 lid 2 Faillissementswet niet meer verbonden aan een tekortkoming in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen (waarvan de rechtbank immers bepaald had dat zij op 14 oktober 2006 kwamen te vervallen) maar aan het gedrag van de schuldenaar nadat voor hem geen verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling meer voortvloeien.
3.4 Hieruit volgt dat het de rechtbank op 11 april 2007 niet meer vrijstond te beslissen dat [appellant] toerekenbaar was tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Het bestreden vonnis moet daarom worden vernietigd.
3.5 Ten overvloede overweegt het hof dat [appellant] op 11 april 2007 inderdaad nog niet ten volle had voldaan aan de, weliswaar niet meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende maar niettemin nog wel op hem rustende verplichtingen om de achterstallige boedelbijdrage aan de bewindvoerder te betalen en de tijdens de schuldsaneringsregeling ontstane nieuwe schulden te voldoen. Het hof merkt op dat van de achterstand in de boedelbijdrage nog maar een relatief gering deel nog niet betaald was en dat dat enkele weken na het bestreden vonnis alsnog betaald was. De nieuwe schulden (die vooral hoog waren als gevolg van een terugvordering van huursubsidie welke inmiddels met succes in rechte aangevochten is) zijn na het bestreden vonnis ook alle geliquideerd. Gelet op de beperkte mogelijkheden van [appellant] is het hof dan ook van oordeel dat hij getoond heeft de nakoming van zijn financiële verplichtingen ernstig te nemen.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover daarbij is vastgesteld dat [appellant] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen.
Dit arrest is gewezen door mrs Van der Kwaak, Mannoury en Spek en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2007.